Om het verschil tussen AC en DC duidelijk te maken, volgt er eerst een klein lesje in spanning. Er is wisselspanning en er is gelijkspanning. Bij wisselspanning wisselt de elektrische spanning tussen twee draden steeds. Die doet dat met een vaste frequentie tussen positieve en negatieve waarden.
Hebben we het over het elektriciteitsnet, dan verandert de spanning 50 keer per seconde van min naar plus en omgekeerd. Zet je deze spanning in een grafiek, dan krijg je een golfpatroon. Naast wisselspanning is er gelijkspanning.
Deze elektrische spanning wisselt niet van richting maar blijft constant. Zou je de gelijkspanning in een grafiek weergeven, dan krijg je een rechte lijn.
Spanning en stroom
Spanning is nog geen stroom. Heb je bijvoorbeeld een lamp via een draad en stekker in het stopcontact zitten maar de schakelaar van de lamp op ‘uit’ staan? Dan is er wel spanning maar nog geen stroom. Zet je de schakelaar op ‘aan’, dan gaat er stroom lopen. De schakelaar zorgt voor een gesloten circuit zodat er elektronen kunnen stromen. Wisselspanning zorgt voor wisselstroom en gelijkspanning zorgt voor gelijkstroom.
Gelijkspanning en wisselspanning
Waarom zijn er eigenlijk twee soorten spanning en dus stroom? Ze werden beide ontdekt in de 19e eeuw. Nikola Tesla was een groot voorstander van wisselspanning terwijl Thomas Alva Edison reclame maakte voor gelijkspanning.
Uiteindelijk werd algemeen gekozen voor wisselspanning. Die was namelijk makkelijker in een andere spanning om te zetten dan de gelijkspanning. En wisselspanning had ook minder verlies tijdens het transport door draden, vooral als dat transport over grote afstanden ging.
Gelijkstroom en wisselstroom
Uit onze stopcontacten halen we dus nu wisselstroom. Bijna al onze huishoudelijke apparaten werken ook op wisselstroom, van de televisie tot en met de wasmachine. Er zijn wel apparaten die alleen op gelijkstroom werken. Denk aan de accu in je smartphone of in je schroefboormachine. Gelijkstroom wordt gemaakt door onder andere zonnepanelen. Gelijkstroom zit ook in batterijen en in accu’s.
AC en DC
Wisselstroom wordt ook wel met de afkorting AC (Alternating Current) aangeduid, gelijkstroom met DC (Direct Current). De energie die in accu’s is opgeslagen is dus DC. De energie uit stopcontacten is AC. Een elektrische auto rijdt op stroom die afkomstig is uit een accu.
Om zo’n accu te laden moet er DC in de accu komen. We laden echter niet de ene accu met een andere. We gebruiken stroom uit een stopcontact (AC dus) om de accu te vullen. Omdat de accu geen AC accepteert moet de stroom eerst omgevormd. De wisselstroom van je elektriciteitsnet gaat dus door een omvormer die er gelijkstroom van maakt zodat de accu gevuld kan worden.
De omvormer die AC naar DC omzet
In de elektrische auto zit een omvormer die het mogelijk maakt om AC naar DC om te zetten voordat de energie in de accu kan worden geladen. Bij de meeste laadpalen laad je wisselstroom die vervolgens via de omvormer in de auto wordt omgezet in gelijkstroom. We noemen dit AC-laden. Je tapt namelijk wisselstroom.
Er zijn echter ook DC-laadpalen, palen die dus meteen al gelijkstroom leveren. Dat doen ze door in de paal zelf al de wisselstroom naar gelijkstroom om te zetten. Zo’n DC-paal heeft dus een omvormer aan boord. Die omvormer is veel groter dan de omvormer in een elektrische auto. Dat betekent dat een DC-paal veel sneller en meer gelijkstroom kan maken dan de kleine omvormer in een auto dat kan.
AC- en DC-paal
Het mag duidelijk zijn dat laden bij een AC-paal minder snel de accu vult dan bij een DC-paal het geval is. Bij een AC-paal moet de kleine omvormer in de auto aan het werk. Bij een DC-paal doet een grote omvormer dat werk al. Dat scheelt veel laadtijd. Er zijn zelfs al DC-laders die tot 350 kW stroom leveren en een elektrische autoaccu in een kwartiertje vol laden. DC-laders worden dan ook wel ‘snelladers’ genoemd.
Het verschil tussen AC- en DC-laden
Een groot verschil tussen AC- en DC-laden is de laadcurve. De accu neemt eerst veel energie op maar bij de laatste 20 % vulling beschermt de accu zich tegen een teveel aan stroom door minder tegelijk op te nemen. Met andere woorden: het vullen gaat ineens veel trager.
Bij een AC-lader doet de kleine omvormer in de auto z’n werk. De accu kan dat goed aan. In een grafiek uitgedrukt krijg je dan een horizontale en rechte laadlijn, behalve bij de laatste procenten die gevuld moeten worden.
Bij een DC-lader stroomt veel meer gelijkstroom tegelijk de auto in. De grafiek van een DC-snellader toont dan eerst ook een sterk opgaande lijn. Alleen gaat de accu zich na ca. 30% vulling al beschermen tegen een mogelijk teveel aan binnenkomende gelijkstroom. De curve gaat dan ook na 30% naar beneden en bij 80% zelfs heel snel naar beneden.